Dag Roland hoeder van rust in de stad en lieve vader,
Bedankt voor je laatste brief het was fijn te lezen dat je aansloot bij mijn verhaal en steunde wat ik vertelde! Na een lange vakantie zit ik nu achter mijn computer in een huis vol rommel en chaos. Ik ben nog niet toegekomen aan het opruimen. Ik voel me lekker en uitgerust na deze vakantie. Ik ben gisteren nog bij familie geweest net als met de feestdagen. Het was fijn om op bezoek te gaan bij mijn naasten. Ondanks dat ze veel met mij meegemaakt hebben ben ik altijd welkom. Ik word dan ook niet afgerekend op mijn fouten of gedrag of wat ik er soms uit flap. Ze nemen me zoals ik ben. Al waren de eerste jaren na mijn laatste opname erg moeilijk. Vooral de nachten dat ik daar logeerde waren benauwend. Ik haalde van alles in mijn hoofd wat er zou kunnen gebeuren met mij en welk effect dat zou hebben op anderen. Als ik toch in slaap viel droomde ik over lange stille straten en grote lege pleinen waar ik liep met mijn ziel onder mijn arm. Ik voelde me door de psychose en nasleep heel klein en kwetsbaar. Maar in mijn gedachten en beleving wilde ik mensen en dingen kapot maken. Dat dit echt een keer zou gebeuren en ik mijzelf weer kwijt was, dat was mijn grootste angst. Ik was bang voor de chaos in mij en dat het om me heen ook weer chaotisch zou worden. Ik voelde me overmand door de psychose en wat er allemaal mis en kapotgegaan was! Het voelde als een gebroken vaas die mij dierbaar was maar ik wist niet hoe ik die weer heel moest maken. Er was geen recept voor hoe ikzelf het beste kon herstellen.
Het kostte mij jaren om de psychose te verwerken en wat ik verloren had. Zo ontwikkelde ik een paniekstoornis en bijna alles voelde te veel en gaf me angst. De grootste angst was dus dat als ik overprikkeld raakte ik gekke dingen zou doen. Zoals met stoelen gooien in het klaslokaal in Rotterdam want de studie tot ervaringsdeskundige gaf me bergen met stress. Het is maar goed dat de mensen niet in mijn hoofd konden kijken want ze waren er vast van geschrokken. Aan de buitenkant zag je niets aan mij maar van binnen liep ik over. Gelukkig is er nooit iets gebeurd, ik had mezelf mede door de medicatie altijd in de hand. Ik nam dan even een moment voor mezelf en nam een kalmerende tablet in om het toch te kunnen redden op de studie of werk. Deze medicatie heb ik later afgebouwd omdat ik mijn angsten een plek heb gegeven. Het is vooral belangrijk dat ik zorg dat ik stabiel blijf. Mijn werk als ervaringsdeskundige heeft aan mijn evenwicht en balans veel bijgedragen. Het geeft structuur, ritme en orde. Dat is een goede basis om te herstellen. De omgang met collega’s en cliënten geeft mij veel energie en levenslessen. Het blijft een mooie uitdaging, hoewel alles niet vanzelf gaat! Een band krijgen met de ander als je iemand wilt leren kennen kost tijd en energie. Sommigen zitten niet op mij te wachten en zijn ronduit kritisch en negatief over mij. Wat mij altijd weer verbaasd. Wat doe ik dan eigenlijk verkeerd denk ik dan. Ik heb vanuit mijn eigen ervaring het toch goed voor met die ander? Zo was ik met een casemanager aan de deur bij iemand maar diegene liet duidelijk merken wel met de casemanager te willen praten maar niet met mij. Of die ene cliënt, waarbij ik niets fout heb gedaan, maar die me nog altijd een zakkenwasser noemt. Of die cliënt die me beticht van gewin wanneer ik weer een boekje heb geschreven. Hij vindt mij te slim en te berekenend. In mijn eigen herstel had ik hulpverleners die ik ook wel of niet fijn vond maar nu door deze reacties te krijgen voelde ik me soms toch een tweederangs hulpverlener. Diverse mensen zeiden over mij dat ik zeker geen kennis of vaardigheden had of kon krijgen. Liever wilden ze met een andere discipline van het team spreken. Het is heel vreemd want vanuit mijn motivatie wil ik iedereen ondersteunen in hun herstel. Ik ga dan bij mijzelf te rade en kijk wat ik anders kan doen bij die ander. Want ik vond mezelf wel capabel en wilde iets voor anderen betekenen. Soms kon ik daardoor juist wel een band met iemand opbouwen. Wel was het soms schrikken dat als ik samen met een casemanager op pad ging, de cliënt zijn boosheid op mij afreageerde. Hierin redde mijn naïviteit en weinige werkervaring mij doordat ik juist rustig en kalm bleef en het gevaar niet doorhad. Nu ga ik vaak uit van het ergste scenario en blijf ik aan de deur staan wanneer iemand instabiel is. Zo zie je Roland, dat een ervaringsdeskundige soms ook uit een mindere startpositie moet starten. Maar natuurlijk helpt mijn ervaring meestal goed. Mensen met agressie of onheuse bejegening zijn maar een klein deel en zeker uitzondering op de regel. Ik maak vaak andersom mee dat mensen mijn ondersteuning heel fijn vinden en die van bijvoorbeeld een casemanager niet.
Zo ging ik pasgeleden met een psychiater in opleiding naar een cliënt die agressief kan zijn. De psychiater in opleiding feliciteerde mij na het huisbezoek dat ik het zo goed had gedaan. De cliënt was na mijn doorvragen naar zijn psychische pijn geëmotioneerd en gaf aan zich gehoord te voelen.
In de vorige brief hadden we het over het braak liggen van terrein waarop te werken is zoals met name het leren kennen van de mens met een hulpvraag. Ook hadden we het in de vorige brief over methodes die mensen kunnen helpen. Is een van de simpele methodes niet een luisterend oor bieden en nieuwsgierig zijn naar de ander?
Zo kom ik bij iemand met veel zware dwanggedachtes en ik kan hier goed bij aansluiten vanuit mijn vroegere psychose en de paniekstoornis. Zij vindt het dan fijn om dit te kunnen delen en te horen van mij dat ze sterker is dan die gedachten. Want in mijn overtuiging zijn die gedachten maar een klein deel van wie ze is. De moeilijke periodes met die dwanggedachtes komen vaak weer terug. Het is een zaak van lange adem om toch positief te blijven hoe zwaar het onderwerp ook is. Aandacht geven aan de pijn is belangrijk. Ik kan dan vanuit mijn eigen kwetsbaarheid ondersteunen om het lichter te maken. Zo bouw ik ook een band met de cliënt, niet alleen omdat ik dat wil maar omdat die ander dat zeker nodig heeft. Daardoor kunnen we dieper op dingen ingaan en dat kan helpend zijn. De eigenheid en de mens blijven zien achter de diagnose vind ik belangrijk. Immers dat wil ik ook voor mijzelf als mens die leeft met psychisch lijden.
Eens in de zes weken hebben de ervaringsdeskundigen binnen de organisatie een gezamenlijke intervisie waarin we onder meer deze zaken kunnen bespreken. Dat is een belangrijke ondersteuning in het werk als ervaringsdeskundige. Het is niet alleen een taak voor ervaringsdeskundigen maar voor elke hulpverlener om zijn menszijn te laten zien. Niemand is perfect en iedereen heeft tegenslagen. De ervaringsdeskundige kan juist gezamenlijke onderwerpen bespreken, ervaringen delen en onderzoeken wat die ander nodig heeft.
Doordat ik werk met mijn eigen ervaring stel ik me open en kwetsbaar op daardoor is het meestal snel duidelijk wat de cliënt aan mij heeft. Het verhaal van de cliënt staat centraal en niet een bepaalde methode om een gesprek te voeren. Het oprecht benieuwd zijn naar de ander geeft ruimte om ook zaken te bespreken die anders niet naar voren komen. Zo kun je een completer beeld krijgen van de ander. Als ik zeg dat ik bepaalde zaken ook moeilijk vind dan voelt die ander zich gehoord. Mensen verbinden aan elkaar, zie ik als een belangrijke taak van de ervaringsdeskundige. Binnen FACT zijn er de herstelgroepen ondersteund door ervaringsdeskundigen. Daardoor kunnen mensen hun leven weer opbouwen en door ervaringen te delen hun kwetsbaarheid een plek geven. Het contact maken met anderen zoals met lotgenoten is zo belangrijk en verdrijft eenzaamheid en isolement. Juist dat is het beste medicijn: liefde, vriendschap, aandacht en begrip van anderen! Ik zie ook hoe benaderbaar jij omgaat met cliënten en hoe cliënten in positieve zin vertellen over het contact met jou. Ik zie dat mensen daarvan groeien en weer vertrouwen krijgen dat het goed komt.
Top!! Tot volgende week op het werk Roland! Nieuwjaarsgroet John.
—–
John, fijn mens,
Ik wil even beginnen met een goede bekende van mij. Ik zag hem plots verschijnen, om de hoek, midden in de stad. Dat was weken, zo niet maanden geleden. Een soort opluchting overviel me, hij is toch het soort man die je zomaar nooit meer kan treffen. Een warme groet, ik ken hem al zeker vijftien jaar. Iedere nacht slaapt hij ergens anders, ‘Ze zitten nog steeds achter me aan, ouwe!’. Al decennialang is hij in oorlog met de wereld om hem heen. Altijd weer een andere fiets aan zijn hand, de bagagedrager is opgetuigd met zijn volledige ‘huisraad’. Ik weet precies welke vraag komt na het uitwisselen van onze oprechte vriendelijkheden. Of ik misschien kleingeld bij me heb voor een kop soep? Het is geen makkelijk tijdsgewricht voor de verzoekers van contanten, de meeste mensen betalen tegenwoordig alles met plastic. Maar goed, ik wel best soep voor hem kopen. Terwijl we bijpraten bij een afhaal-koffietent sjoemelt hij er glimlachend nog een kop warme chocomelk bij. Altijd bedankt hij me vriendelijk en vanuit zijn hart. De eerste jaren was ik zijn behandelend psychiater. Geen grip op te krijgen. Laten we zeggen dat de balans tussen eigenzinnigheid en enigszins navolgbare, verstandige afwegingen altijd al heel lastig was. Maar mijn zwak voor hem is enorm groot, een bijzondere ziel met een totaal ander leven dan het mijne.
Wie geef of gun ik nu wel eens een kop koffie op straat en wie niet? Ik heb volledig subjectieve ‘ground rules’, waar iedereen wat van mag vinden, maar ik ben toch vooral benieuwd hoe jij dat ziet. Als iemand mijn eigen cliënt is, ja, dan heb je pech eigenlijk. Er is toch een risico dat dingen door elkaar gaan lopen op een manier waar ik me helemaal niet fijn bij voel, om het extreem te stellen: de ene dag voor iemand worstenbroodjes afrekenen en de dag daarop iemands vrijheid inperken, dat is voor een cliënt pas écht verwarrend. Verder heb ik natuurlijk niet altijd zin, tijd of gelegenheid om in te gaan op zo’n straatverzoek. Dat geef ik dan meteen terug, iemand erkennend als mens, niet snel wegkijken of iemand negeren ofzo, meestal sluit ik af met zoiets als ‘een volgende keer misschien weer hè’.
Wat vind jij daarvan John? Hoe ga jij zelf om met dit soort verzoeken, of misschien krijg jij die wel niet? Er zijn vast genoeg psychiaters die mijn ‘ground rules’ al een flinke stap te ver vinden gaan. Het ouderwetse opleidings-adagium van wijlen professor Rümke ‘maximale toenadering met behoud van distantie’ lijkt voor hen een gelegenheidsmuur te zijn om een stukje medemenselijkheid achter te verstoppen. Dat vind ik jammer en ergens ook vreemd. Hoe je immer tevreden over het eigen ‘professionele handelen’ een klein menselijk straatverzoek steevast en respectvol weigert, om vervolgens je Tesla in te stappen en thuis de kinderen nog maar eens uitlegt hoe belangrijk het is om een ander mens met een klein gebaar te helpen. Ik nodig deze collega’s uit, bepaal je eigen ‘ground rules’, maar gooi die verzoek-deur nou niet volledig, principieel dicht. Je komt echt op een andere manier in contact met mensen en het voelt goed om te doen.
Ik kan me voorstellen hoe jouw baan als ervaringsdeskundige een fijne levensstructuur en ritme geeft, iets dat heel belangrijk is voor alle mensen. Je verwoordt ook mooi hoe nieuwsgierigheid naar het verhaal van de ander tot menselijke verbinding kan leiden, terecht noem je dat een medicijn.
Jouw verbazing en verontwaardiging over dat de goede bedoelingen van een ervaringsdeskundige niet altijd op prijs worden gesteld is voelbaar en begrijpelijk, maar het doet me ergens ook een beetje glimlachen. Het gaat in de hulpverlening natuurlijk niet over jouw of mijn goede bedoelingen, maar over of de ontvangende partij eigenlijk wel iets wil ontvangen. Een verkleumd mens wil een kop soep en daarom worden mijn goede intenties gewaardeerd. Als je iemands ‘verhaal’ kent, snap je ook de drijfveren, de hunkeringen, verlangens en wensen. Dat zijn allemaal plekken in de geest waar goede intenties zacht op kunnen landen. Maar de uitdaging is hoe daar te komen. Hoe je een levensboek vol verhalen mag openen bij een cliënt met een dikke, ongeopende kaft waar zelfs de beste intenties van afketsen. Soms lukt het gewoon ook niet natuurlijk, maar jouw manier, zélf een open boek zijn voor de ander, steeds weer opnieuw, biedt denk ik de grootste kans op het voorzichtig openslaan van de eerste bladzijde van het ongelezen mensenboek tegenover je.
Weet je John, misschien past soms de afwijzing door cliënten van ervaringsdeskundigen ook wel bij de ‘emancipatie’ van jullie vak. Als ik jou zie werken in bijvoorbeeld een ‘resource groep’, dan merk ik aan alles je professionele modus, je zet je ervaring in als kracht, maar steeds met een hulpverleners doel, zoekende naar aangrijpingspunten voor herstel. Wellicht zijn jouw gesprekken door de bank genomen wat informeler van toon dan die van de andere hulpverleners, maar er is geen twijfel over je positie als belangrijke medewerker van het FACT-team. Voor wat betreft die kleine categorie mensen die ‘liever’ een casemanager spreken of die zich devaluerend uitlaten over jouw expertise, tja, wat moet je er over zeggen. Sommige cliënten vinden het gewoon ook confronterend om te spreken met iemand die eenzelfde ‘gevoeligheid’ deelt, een kwetsbaarheid die zij zelf het liefst zouden willen wegdrukken, ontkennen of nog veel te pijnlijk vinden om onder ogen te zien.
Je schrijft over hoe je, jaren geleden na je opname, droomde over lange stille straten en grote lege pleinen. Dat deed me denken aan een droom van mij, enkele weken geleden. Ik loop ’s avonds laat door de donkere, besneeuwde binnenstad, nagenoeg volledig uitgestorven. Ik passeer een man, die ik kort schichtig aankijk. Hij beantwoordt mijn blik met enkel grimmigheid en loopt direct schreeuwend op me af. Het dreigt al snel volledig mis te gaan. Ik word tegen de grond geduwd, ik zie in slow-motion een voet op me afkomen. Maar dan doemt om de hoek, uit het niets, mijn superheld met huisraadfiets op, die in luttele seconden orde op zaken stelt, zijn hand uitreikt en me glimlachend omhoogtrekt.
Ik denk dat de 19e-eeuwse droomduiders hiervan zou smullen John. Van die psychiater, die wat klein uitgevallen man, tikkie hardhorend, wat gedrongen tred, kleren net wat te casual voor zijn leeftijd, de gecultiveerde ‘easygoing’ hulpverlener, die kan praten als honing en best soep wil kopen voor een dolende ziel, maar uiteindelijk dus toch verwacht dat hij in zijn dromen wordt terugbetaald.
Zo’n zelf-ironische gedachte schenkt mij nog weken een glimlach op de kaken, tot snel jongen, Roland