Hoi Roland dank voor je mooie mail!
Je eigen kwetsbaarheid inzetten zou toch eigenlijk door elke hulpverlener moet worden gedaan. Over openheid gesproken, soms ketst wel iets terug als ik word afgerekend op mijn ervaringen. Ze zien dan alleen maar een mens met een kwetsbaarheid terwijl ik zo veel meer ben. Ik deelde met iemand mijn eerste psychose en die persoon benaderde het allemaal rationeel en vond mijn keuzes die ik had gemaakt niet logisch. Dat vond ik lastig. Ik mag mijn privé beschermen want anders word ik gepakt. Dat was vroeger op het schoolplein al, wanneer ik een geheim verklapte wist iedereen het binnen de kortste keren wat het was.
Wel goed Roland, dat je mensen vertelt over je oor, het is zo dat ik ook doofheid aan één kant heb. Ik weet de impact als er iets niet goed is aan je zintuigen. Het maakt je onzeker en je moet meer focussen op wat er gebeurt om je heen. Het doet zeker iets met jezelf en je zelfvertrouwen. Als er iets is met je brein is dat zeker nog lastiger. Prikkels kunnen bij mij anders binnenkomen en dat maakt het leven minder aangenaam. Wanneer ik bij de bakker kom en zenuwachtig word als ik mijn bestelling wil doen dan word ik warrig. En eigenlijk wil ik op dat moment onzichtbaar worden en hard weglopen als de bediende vraagt wat ik wil hebben. Ook als ik daarna moet betalen met mijn pincode en mijn handen doen door de zenuwen niet wat ik wil. Die simpele situatie kan al moeilijk zijn. Die kop van mij en de zenuwen in mijn lijf draven dan maar door! Ik hoor vaak zulke situaties terug want mensen leven door hun aandoening in een isolement. Dit is als gevolg van de aandoening, nog negatiever gemaakt door hun eigen stigma en het stempel van anderen.
Jouw treffende beschrijving dat er vaak over mensen met psychische kwetsbaarheid gesproken wordt alsof ze heel dapper zijn als ze dit delen en dat ze bevestiging van de hulpverlener niet kunnen missen. Zeker in het vak van ervaringsdeskundige is dit vaak het geval. Maar als we even terugdraaien in de tijd, zal ik mezelf als voorbeeld geven. Zo’n dertig jaar geleden bij mijn eerste opname werd ik op mijn kwetsbaarst opgesloten, gekrenkt en onheus behandeld. Dit had het effect dat mijn identiteit beschadigd werd en ik kreeg de boodschap dat deze behandeling normaal was en ik daar niet boos over mocht zijn. De positieve aandacht die ik jaren later kreeg (van hulpverleners) toen ik ervaringsdeskundige werd gaf mij veel zelfvertrouwen terug. Het gaf inderdaad een gevoel van dapperheid maar het was vaak een zoektocht naar een bevestiging geweest die ik had gemist. Ik liet mijn cliëntenrol dan ook los en ik genoot hiervan. Het was een lange weg voor mij geweest en ik had mijn doel bereikt. Het hoofddoel van de opname en behandeling tegenwoordig is gericht om terug naar huis te gaan. En geen jarenlange opnames en behandeling in een kliniek. Ook hier zie je wel net als vroeger dat cliënten de opname erger vinden dan de aandoening zelf. Bij mij ging het met pieken en dalen. Na jaren van worstelen stond ik ineens voor volle zalen met hulpverleners. Ik kreeg de loftrompet over mijn gedichten en verhalen. Het was ook wel stigmatiserend. Dat jij dit kan? Wat goed dat jij je staande houdt! Soms ja, lag ik ’s middags na alles uitgeteld in bed…
Cliënten stigmatiseren mij wanneer ik de ervaring deel dat ik in totaal vijf jaar opgenomen ben geweest. Ze geven aan blij te zijn dat het bij hen maar een paar maanden is geweest. Ze verwachten van mij succes story’s. Ik geef dan meestal de vergelijking met een berg waar je van alle kanten op kunt komen en hoe je het ook doet de berg blijft hetzelfde. Waar iemand drie maanden over doet is voor de ander een taak voor het leven. We kunnen dan verder met het delen van ervaringen en dat is fijn en verhelderend. Ik heb respect voor jou Roland dat jij je inleeft in een ander. Dat je zo probeert te begrijpen wat die ander denkt of voelt. Ik functioneer als ervaringsdeskundige goed in een team als er hulpverleners zijn zoals jij die ervaringen delen zo omarmen. Dus dank ook namens de cliënten/mensen van FACT! Dubbele Groeten van John.
—-
John, dappere schenker van hoop,
een mooi pleidooi weer om hulpverleners uit te nodigen tot meer openheid. In de opleiding tot psychiater (in mijn tijd in elk geval) werd benadrukt de ‘professionele grenzen van nabijheid’ niet te overschrijden. Iets dat ook heel belangrijk is natuurlijk.
Ik zie bij jonge dokters wel eens de kramp om, soms heel subtiel, wat afstand te nemen in het contact wanneer een gesprek met een cliënt persoonlijker wordt. Dat zit hem in een soort houvast voor hen. Wat minder ervaren in het vak -en in het leven- denken zij onterecht dat hun ‘doktersrol’ in het geding komt als het gesprek nu juist wat menselijker wordt. Grijpen naar een wat afstandelijker, professioneel kader biedt dan wel even uitkomst voor de oplopende spanning bij de dokter, maar die zou er natuurlijk veel beter aan doen het gevoel van zijn cliënt centraal te stellen. Een leerpunt dus voor sommige ‘zielensteuners’ in opleiding. ‘Zielenknijper’ heeft mij nooit goed in de oren geklonken: een ziel moet bij grote voorkeur op sprankelende wijze aangesproken, gemotiveerd en bewogen worden, waarbij knijpen uit den boze is.
Wat een mooie vergelijking over die berg die vele routes kent, maar niet één ‘beste’. Het doet me denken aan mijn vader, die het kiezen van eigenzinnige routes tot een ware kunst had verheven. Hij is, zoals jij weet, al weer een tijd geleden overleden aan de gevolgen van een dementie. Dat vind ik op momenten nog steeds verdrietig en moeilijk. Hij was mijn held, mijn betere versie. Ik mis tot op de dag van vandaag zijn gespeelde verzet, als ik hem dicht naar me toe trok om zijn vertrouwdheid vol in me op te nemen.
Op de slechtste momenten kort na zijn dood zakte mijn stemming kortstondig in een diep ravijn, maar gezegend met een stabiele psyche en de liefde om me heen, krabbelde het gemoed snel wel weer omhoog. Dat heeft me weer eens extra doen realiseren wat het moet betekenen om in een depressie te vervallen. Zielenpijn voelen tot in je nagels is een verschrikkelijk lot en wordt nog steeds enorm onderschat in de samenleving. Maar wat ik eigenlijk wil zeggen is dit: Die stabiele psyche en liefde om mij heen, dat is voor het overgrote deel natuurlijk niets meer dan een bijzonder gelukkig toeval: in één keer Yathzee gooien zonder dat je de spelregels kent. Omgekeerd hebben wij met onze beider wankel-oren dus ook gewoon vette pech gehad, en met een psychische kwetsbaarheid is dat natuurlijk niet anders. Het leven is ergens een koud kansspel. Maar mensen zijn sociale wezens, niet voor niets ontstaat menselijke warmte alleen in de aanwezigheid van een ander. Ik denk dat dat doorleefde besef in de samenleving ook zo zou kunnen helpen in het bestrijden van het stigma rondom de psychiatrie.
Laat ik die ’toevalsfactor’ een zonnig beeld geven om te eindigen. Ooit zei een cliënt, met een zeldzaam ongedurige geest en die overduidelijk de schilderkunst-Yathzee toegeworpen had gekregen, tegen mij : ‘jij Roland, jij kan misschien goed praten, maar ik kan goed schilderen, en ik zou voor geen goud willen ruilen’.
Op naar meer mensenwarmte en samen blijven strijden tegen de koude kansen, tot snel weer, hartengroet ! Roland